Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet inzake de geldtransactiekantoren

 

Artikel 7
1
Het geldtransactiekantoor is ter zake van het verzoek om inschrijving in het register aan Onze Minister een bedrag verschuldigd.
2
Het geldtransactiekantoor dat is ingeschreven in het register is jaarlijks, ter zake van de dekking van de kosten verbonden aan het toezicht op de ingeschreven geldtransactiekantoren, aan Onze Minister een bedrag verschuldigd.
3
De hoogte van de in dit artikel bedoelde bedragen wordt zodanig vastgesteld dat deze bedragen gezamenlijk ten hoogste gelijk zijn aan de kosten die Onze Minister maakt ter zake van de registratie van geldtransactiekantoren en ter zake van het toezicht dat zij uitoefenen op ingeschreven geldtransactiekantoren.
4
De hoogte van de in dit artikel genoemde bedragen wordt vastgesteld door Onze Minister.
5
Het ingevolge dit artikel verschuldigde bedrag wordt betaald binnen vier weken na dagtekening van de brief waarbij het is opgelegd.
6
Het verschuldigde bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de in het vorige lid bedoelde termijn is verstreken.
7
Indien het bedrag niet binnen de gestelde termijn is betaald, stuurt Onze Minister een schriftelijke aanmaning om binnen tien dagen na dagtekening van de aanmaning het bedrag, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat het bedrag, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het achtste lid zal worden ingevorderd.
8
Bij gebreke van tijdige betaling kan Onze Minister het bedrag, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.
9
Het dwangbevel wordt op kosten van het geldtransactiekantoor bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
10
Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van Onze Minister. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de voorzieningenrechter van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •